Massa: |
Het gewicht van de materie dat in een voorwerp zit (in
gram). |
Volume: |
De omvang van het voorwerp in de ruimte (in cm³). |
Drijven: |
Een voorwerp drijft als deze op de oppervlakte van een vloeistof blijft liggen (let op: een voorwerp drijft, zelfs als een voorwerp maar een klein stukje
boven de vloeistof uitsteekt). |
Zinken: |
Een voorwerp zinkt als deze naar de bodem zakt. |
Zweven: |
Een voorwerp zweeft als deze onder de oppervlakte op gelijke hoogte stil
blijft liggen. |
Verplaatste vloeistof: |
De hoeveelheid vloeistof die het voorwerp doet verplaatsen
naar de maatbeker (rechts), wanneer deze in een bak met een vloeistof (links) wordt geplaatst. |
Zwaartekracht van de verplaatste vloeistof: |
De zwaartekracht van de verplaatste vloeistof in de maatbeker (rechts), uitgedrukt in Newton (N). |
Zwaartekracht van het voorwerp: |
De zwaartekracht van een voorwerp voordat deze in de bak
met een vloeistof (links) wordt geplaatst, uitgedrukt in Newton (N). |
Kracht einde voorwerp: |
De zwaartekracht van een voorwerp nadat deze in de bak
met een vloeistof (links) wordt geplaatst, uitgedrukt in Newton (N). |